
Ik weet dat velen van ons nog steeds proberen wijs te worden uit de schijnbaar krankzinnige en zeker verontrustende politieke ontwikkelingen van de afgelopen jaren. Links en rechts, omhoog en omlaag, lijken allemaal door elkaar te lopen. Misschien wel het meest desoriënterend is de snelheid van de veranderingen in hoe ‘westerse liberale democratieën’ zich gedragen als politieke actoren.
Persoonlijk ben ik er het grootste deel van mijn leven aan gewend geweest dat onze regeringen op zijn minst leken (en duidelijk probeerden te lijken) vrijheid te respecteren, burgerrechten te beschermen en een geloofwaardige democratische legitimiteit te handhaven. Veel daarvan was misschien hypocriet, oppervlakkig en ideologisch gemotiveerd, maar je kon er onder de meeste omstandigheden op rekenen.
Dus toen de meeste van deze regimes de COVID pandemie gebruikten om gretig autoritaire en zelfs totalitaire middelen in te zetten, met weinig pogingen om die te verhullen, was dat een beetje verrassend. Natuurlijk hielden deze middelen niet op bij de pandemie. Het lijkt duidelijk dat het verlangen, en zelfs de plannen, om zich op deze manier te gedragen er al waren, wachtend op een excuus of gelegenheid, om losgelaten te worden.

Snel en zonder blikken of blozen begonnen onze regeringen hun bevolking te controleren op manieren die nog nooit eerder op zo’n grote schaal waren toegepast, om politieke dissidenten de kop in te drukken, informatie te manipuleren, meningsuiting te censureren, burgerlijke vrijheden te ontzeggen, gerechtelijke instellingen politiek te bewapenen en grote delen van hun eigen bevolking als crimineel of op zijn minst moreel onherstelbaar te bestempelen.
Denk maar aan Canadese truckers, Nederlandse boeren, Franse Yellow Vests, Amerikaanse ouders die hun stem durfden te verheffen in schoolbesturen omdat ze vonden dat ze inspraak moesten hebben in het onderwijs van hun kinderen, iedereen die het ook maar enigszins oneens was met het steeds verschuivende COVID-verhaal en vele andere lijnen die zijn getrokken om een duidelijk onderscheid te maken tussen het slimme/vaardige/conforme deel van de bevolking en het domme/kwade/niet-conforme deel. Ja, het schelden staat centraal in wat er aan de hand is en is niet slechts een ongelukkig aspect van onze ‘ineenstorting van beschaving’.
Zelf ben ik tot de conclusie gekomen dat deze snelle veranderingen geen echte verandering zijn in hoe de moderne staat handelt, maar een masker dat zijn ware aard onthult. In feite lijkt er een soort exhibitionisme te schuilen in het perverse plezier dat politieke actoren eraan beleven om openlijk repressief en dubbelhartig te zijn. Ze zijn bevrijd om hun ware, autoritaire zelf te zijn.

Waar moeten we heen om te proberen een ‘big picture’ inzicht te krijgen in wat we hebben meegemaakt en waar we politiek gezien staan? Hoewel er een flink aantal hedendaagse denkers en journalisten zijn (een kleine minderheid zeker, maar ze bestaan) die goed werk doen met het blootleggen van de (niet zo) verborgen agenda’s van het geglobaliseerde regime, heb ik de neiging om te verdwalen in de met elkaar verweven details van alles wat ze aan het licht brengen.
Als student van de geschiedenis van het politieke denken ben ik geneigd om te kijken naar de intellectuele architecten van de neoliberaal-technocratisch-kapitalistische machine: John Locke, Adam Smith, John Stuart Mill; dat soort mensen. Maar ik ben tot de conclusie gekomen dat zij eigenlijk niet begrepen wat de gevolgen van hun eigen project zouden zijn.
In plaats daarvan heb ik besloten dat teruggaan naar een paar openlijke verdedigers van autoritarisme de nuttigste benadering is. De eerste is de 17e eeuwse theoreticus van de staat Thomas Hobbes, die het nauwkeurigst beschreef wat een moderne staat was voordat er ook maar één bestond.
De tweede is de 20e-eeuwse rechtstheoreticus Carl Schmitt (zelf een toegewijd student van Hobbes), die niet alleen de filosofische basis verschafte waarop het nazi-Derde Rijk zichzelf juridisch kon legitimeren, maar ook een duidelijke en eerlijke beschrijving gaf van de noodzakelijk autoritaire aard van staatshandelen.

Hier zullen we proberen een idee te krijgen van het licht dat deze denkers kunnen werpen op onze recente en voortdurende ervaringen door veel aandacht te besteden aan Hobbes’ analyse van ‘soevereiniteit’ van de staat en Schmitts concepten van het ‘onderscheid vriend-vijand’ en van de ‘uitzonderingstoestand’. Denk bij elk punt terug aan je eigen observaties en ervaringen van de afgelopen jaren en kijk welke lampjes gaan branden.
Hobbes’ ‘Sterfelijke God’
Wat is de staat voor Hobbes? Hij noemt de staat “Leviathan” (in het boek met die naam) en “Sterfelijke God”. De staat is een “kunstmatig dier”, een technologie, die bestaat om de wil van de vele mensen die eronder leven terug te brengen tot “één wil” (dat wil zeggen, om zich te schikken naar een verenigde wil). De staat regeert door middel van “beloning en straf”. De sleutelfactor is dat de staat absoluut overweldigende macht bezit zodat hij stabiliteit en orde kan opleggen aan een bevolking die een bepaald gebied bezet.

Waarom zouden we vrijwillig een technologie creëren om onszelf te overweldigen en ons te dwingen tot conformiteit en gehoorzaamheid? Hier stelt Hobbes zijn ‘State of Nature’-theorie voor, waarbij mensen worden afgeschilderd als noodzakelijkerwijs vijandig en oncoöperatief tegenover elkaar en dus in een eeuwigdurende “staat van oorlog”, van “elke man tegen elke man”.
Waarom oorlog? Omdat Hobbes beweert dat we van nature allemaal egoïstisch en hebzuchtig zijn en dat we geen gedeelde morele visie kunnen hebben om ons gedrag ten opzichte van elkaar te reguleren (“Maar wat ook het voorwerp is van iemands begeerte of verlangen, dat is het wat hij van zijn kant ‘goed’ noemt; en het voorwerp van zijn haat en afkeer, ‘kwaad'”). Zoals de Romeinen zeiden, de mens is een wolf voor de mens. In zo’n toestand is het leven “eenzaam, arm, gemeen, wreed en kort”.
Er is nadrukkelijk geen natuurlijke of organische basis voor de samenleving: Hobbes’ zelfbewuste modernisme ligt in zijn afwijzing van alle premoderne opvattingen over de samenleving als een natuurlijk organisme, vooral de Aristotelische visie. Aan deze voorwaarde ontsnappen is de motivatie voor het creëren van de ‘sterfelijke God’ die we zullen dienen en die ons zal schenken (of anders zal onthouden) welke rijkdommen en genaden hij maar wil.
Ironisch genoeg geeft Hobbes toe dat deze toestand nooit echt in ruime mate heeft bestaan; maar het zou ergens kunnen gebeuren! Laat staan dat alle werkelijk bestaande traditionele gemeenschappen coöperatief opereerden en een morele visie deelden.

Natuurlijk is het bijna gemeengoed geworden om erop te wijzen dat het geïsoleerde, ‘geatomiseerde’ individu dat in de vroegmoderne theorie wordt voorondersteld (de liberale theorie van Locke, net zo goed als de autoritaire theorie van Hobbes) eigenlijk nooit bestond vóór de moderne staat, maar dat de moderne staat meer en meer gedenatureerde, vervreemde individuen voortbrengt met geen andere inhoudelijke identiteit dan die van producent en consument (zie John Patrick Deneen’s Why Liberalism Failed en Ryszard Legutko’s The Cunning of Freedom, als opmerkelijke voorbeelden).
Hoe dat ook zij, Hobbes stelt verder dat soevereiniteit de “kunstmatige ziel” van deze kunstmatige god is; zijn levenskracht. Hier komen we bij ons punt. Wat houdt deze soevereiniteit in? Wat zijn de noodzakelijke bevoegdheden die een staat moet bezitten om een staat te zijn? Hobbes is heel gedetailleerd en specifiek in het opsommen van twaalf bevoegdheden (uitgedrukt als ‘rechten’) die een staat moet uitoefenen om zichzelf in zijn goddelijke, onbetwistbaar oppermachtige status te handhaven:
- Het recht om niet afgezet te worden; een staat moet zijn bestaan bestendigen, ongeacht goed en kwaad (zie 7 en 10 hieronder; Hobbes erkent geen goed en kwaad buiten wat de staat definieert als legaal en illegaal); wie aan het hoofd van de staat staat staat mag draaien (door verkiezingen of wat dan ook), maar de staat moet blijven bestaan;
- het recht op vrijstelling van het sociale contract (de staat is uiteindelijk geen verantwoording schuldig aan zijn onderdanen, anders zouden de onderdanen machtiger zijn dan de staat);
- Afwijkers van het sociale contract worden gedwongen binnen te komen (het recht van allesomvattendheid); niemand en niets kan geacht worden buiten het gezag van de staat te vallen;
- Het recht van immuniteit; niemand kan beweren dat de staat hem kwaad heeft gedaan omdat hij geen andere rechten heeft dan die welke door de staat zijn toegekend;
- Het recht van straffeloosheid; niemand kan de Soeverein terecht ter dood brengen;
- Het recht om te bepalen welke meningen bevorderlijk zijn voor de vrede (waarbij expliciet het recht op censuur en de interpretatie van de Schrift wordt toegekend); de staat moet gezag hebben over gedachten en meningen omdat deze leiden tot acties die kunnen leiden tot het uitdagen van de staat;
- Het recht om wetten uit te vaardigen;
- Het recht van de rechter; om zaken te beslissen op basis van de wetten;
- Het recht om oorlog en vrede te voeren (zie hieronder over Schmitts ‘vriend-vijand’-dichotomie);
- Het recht om magistraten, officieren en adviseurs aan te stellen (merk op dat dit uiteindelijk ambtenaren van de staat zijn, geen vertegenwoordigers van het volk);
- Het recht om te belonen en te straffen volgens de wet;
- Het recht om titels en eerbewijzen te geven (om sociale rangen vast te stellen).

Het is essentieel om op te merken dat de rechten die Hobbes aan de Soeverein voorbehoudt absoluut niet willekeurig zijn. Elk recht is een essentiële schakel in de keten van de suprematie van de staat. Het compromitteren van een van deze rechten zou een zwakke plek in de staat openen waardoor een andere autoriteit een tegeneis naar de macht zou kunnen doen. Een staat kan ervoor kiezen om deze rechten op ‘aardige’ manieren uit te oefenen als dat politiek opportuun wordt geacht.
Wat Hobbes ons laat zien is de aard van de staat. Ze zijn niet altijd expliciet over hun bevoegdheden. Ze kunnen ervoor kiezen om zachtjes te lopen terwijl ze hun grote stokken dragen. Maar zolang de staat een staat blijft, vertrouwt hij impliciet of expliciet op het doen gelden van deze rechten.
Schmitts decisionisme
Het denken van Schmitt wordt gekarakteriseerd als een vorm van ‘decisionisme’ omdat het zich richt op het centrale belang van politieke besluitvorming. Interessant genoeg probeerde Schmitt aanvankelijk het liberale Weimar-regime ervan te overtuigen dat het besluitvaardig moest optreden tegen zijn vijanden ter rechterzijde (de nazi’s) en ter linkerzijde (de communisten), maar toen dat niet lukte, gooide hij zijn kaarten bij de nazi’s neer.
Schmitts diagnose was dat een liberaal regime te zwak zou blijken om sterke politieke uitdagingen van niet-liberale partijen het hoofd te bieden als het vasthield aan liberale principes zoals individuele rechten en parlementarisme.

Voor ons doel zullen we kijken naar de twee beslissingen die een staat neemt en die zijn soevereiniteit weerspiegelen. Maar voordat we daaraan beginnen, moeten we opmerken dat Schmitt zijn begrip van de mogelijke basisbenaderingen van politiek baseert op een antropologische observatie.
In The Concept of the Political beweert Schmitt dat alle politieke ideologieën in twee kampen kunnen worden verdeeld, afhankelijk van hoe ze de vraag beantwoorden: zijn je medemensen een gevaar voor jezelf of niet? Degenen die antwoorden dat mensen een gevaar vormen voor andere mensen, vallen in het ‘autoritaire’ kamp (waar Schmitt zich bevindt). Degenen die ontkennend antwoorden noemt hij ‘anarchisten’ (waaronder ook liberalen vallen die de soevereine macht van de staat zouden willen beperken).
De eerste essentiële politieke beslissing die de staat neemt, is het benoemen van zijn vijanden. Dit kunnen externe vijanden zijn (buitenlandse staten) of interne vijanden (dit gebeurt elke dag via de wet die bepaalt wie door de staat als ‘misdadigers’ gestraft zullen worden, en, nog belangrijker, in het geval van een burgeroorlog).

Voor Schmitt ontstaat ‘het politieke’ alleen wanneer twee identificeerbare groepen in existentiële bedreiging tegenover elkaar staan. Dit is belangrijk omdat het erop wijst dat veel van wat wij als ‘politiek’ beschouwen in werkelijkheid slechts een administratieve functie van het functioneren van de staat is (inclusief verkiezingen, beleidsvorming, enz…). Wanneer twee van dergelijke groepen tegenover elkaar staan, is ‘het politieke’ in deze specifieke betekenis aanwezig in de situatie.
Schmitt zegt dat dergelijke tegengestelde groeperingen kunnen ontstaan uit morele, economische of religieuze conflicten (naast andere). Wat op het spel staat is de vraag wie de strijd zal overleven om op zijn beurt te heersen en soevereiniteit uit te oefenen. Wanneer de staat zijn vijand benoemt, is dat een uiting van zijn soevereiniteit (wie zal een vijand van de staat zijn).1
1 Kijk voor een uitstekende recente illustratie van het ‘benoemen van de vijand’ naar de toespraak van president Joe Biden op 1 september 2022 in Philadelphia. Video van de volledige toespraak is hier beschikbaar. Het roodverlichte podium en zijn flankering door Amerikaanse mariniers zijn allemaal onderdeel van de boodschap.
W.D. James doceert filosofie in Kentucky, VS.
De tweede beslissing is de beslissing om de ‘uitzonderingstoestand’ uit te roepen, waarin de wet wordt opgeschort en de soeverein vrij opereert, buiten alle wettelijke beperkingen om. Volgens Schmitt is “hij die over de uitzondering beslist soeverein”. De logica is hier duidelijk. Er bestaat geen wet die niet de uitdrukking is van de staat. Daarom is het behoud van de wet alleen mogelijk als de staat blijft bestaan en macht blijft uitoefenen.
Wanneer het bestaan van de staat in twijfel wordt getrokken, moet de staat buiten de wet om handelen om zichzelf met alle noodzakelijke middelen te behouden en de orde te handhaven, zodat de wet op een toekomstig moment opnieuw kan worden ingesteld. Een falende staat houdt de rechtsstaat niet in stand. Als puntje bij paaltje komt is de staat soeverein, niet het recht. Daarom moeten zelfs ‘liberale’ staten autoritaire middelen gebruiken als ze zichzelf in tijden van crisis willen behouden.
Waar zijn we beland?
De bedoeling van het bekijken van deze ideeën van Hobbes en Schmitt is niet om hen gelijk te geven. Maar wel om van hen te leren. Zij zijn twee van de meest scherpzinnige (en eerlijke) voorstanders van de moderne staat die we hebben.

Wat we beter kunnen beginnen te begrijpen door ze te lezen is de aard van de moderne staat. Door te leren van het legendarische voorbeeld van de schorpioen die de kikker doodsteekt die hem over het wassende water brengt en zichzelf daarbij tot de ondergang veroordeelt, moeten we ons ervan bewust zijn dat schorpioenen doen wat schorpioenen doen. En staten doen wat staten doen.
Wanneer de staat (of een ander element van het algemene regime: internationale bedrijven, NGO’s, supranationale bestuursorganen zoals de EU, de gevestigde media, etc…) je een ‘vijand’ noemt, kunnen we herkennen dat dit gebeurt en wat dit betekent vanuit het perspectief van het regime.
Wanneer de staat onze ‘rechten’ met voeten treedt, kunnen we ons realiseren dat dit deel uitmaakt van de soevereine macht die centraal staat in de raison d’etre van de staat. We kunnen weten waar we aan toe zijn. Let ook op wie hier bij ons staat aan de ‘vijandelijke’ kant van de lijn; het zijn zelden de mensen die je zou verwachten. Maar het regime weet wie zijn vijanden zijn. Dat is heel verhelderend.
We kunnen ons ook realiseren dat wanneer de staat deze bevoegdheden openlijk en schaamteloos uitoefent, dit een indicatie is dat het regime in een crisisperiode is beland. Hobbes’ ‘Sterfelijke God’, de grote Leviathan, is een menselijke technologie, een verzinsel, gericht op totale macht. De wijsheidstradities van de wereld hebben veel te zeggen over menselijke pogingen om ‘goden’ te construeren.
Waar we op kunnen rekenen is dat zulke ‘goden’ altijd te ver gaan en nooit zo almachtig en alwetend zijn als ze geloven. De geschiedenis mag dan bezaaid zijn met mislukte opstanden, ze is niet minder bezaaid met mislukte imperia, totalitaire regimes, tirannieën, despotismen en andere pseudo-goden.

Bron: W.D. James
https://winteroak.org.uk/2023/07/25/the-mortal-gods-drops-its-mask/
Categorie: Soeverein
Tags: Thomas Hobbes, Carl Schmitt, René Descartes, Leviatan,

Beheerder Vincent W Schoers
Copyright © 2021 door zorgdatjenietslaapt.nl. Toestemming tot gehele of gedeeltelijke herdruk wordt graag verleend, mits volledige creditering en een directe link worden gegeven.
Mijn lichaam is geen eigendom van de staat. Ik heb de uitsluitende en exclusieve autonomie over mijn lichaam en geen enkele politicus, ambtenaar of arts heeft het wettelijke of morele recht om mij te dwingen een niet-gelicentieerd, experimenteel vaccin of enige andere medische behandeling of procedure te ondergaan zonder mijn specifieke en geïnformeerde toestemming. De beslissing is aan mij en aan mij alleen en ik zal mij niet onderwerpen aan chantage door de overheid of emotionele manipulatie door de media, of zogenaamde celebratie influencers.
Alles hier gepubliceerd reflecteert de mening, ziens-, denkwijze van de gene die het plaatst